Dienaren worden door God aangesteld, door de oudsten gezalfd en/of de handen opgelegd en vervolgens door God uitgezonden.
Handelingen 13:2-4
En terwijl zij vastten bij de dienst des Heren, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb. Toen vastten en baden zij, en legden hun de handen op en lieten hen gaan. Dezen dan, door de Heilige Geest uitgezonden, trokken naar Seleucie en voeren vandaar naar Cyprus;
Handelingen 20:28
Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft.
1 Timotheus 1:18
Deze opdracht vertrouw ik u toe, mijn kind Timoteus, overeenkomstig de profetieën, die vroeger aangaande u zijn uitgesproken, opdat gij, u daarnaar richtend, de goede strijd strijdt.
1 Timotheus 4:14
Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.
Aan welke eisen moeten dienaren Gods (hun vrouwen en kinderen) voldoen?
1 Timotheus 3:1-13
Dit is een betrouwbaar woord: indien iemand staat naar het opzienersambt, dan begeert hij een voortreffelijke taak. Een opziener dan moet zijn onbesproken, de man van een vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, maar vriendelijk, niet strijdlustig of geldzuchtig, een goed bestierder van zijn eigen huis, die met alle waardigheid zijn kinderen onder tucht houdt; indien echter iemand zijn eigen huis niet weet te bestieren, hoe zal hij voor de gemeente Gods zorgen? Hij mag niet een pas bekeerde zijn, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel des duivels valle. Hij moet ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden, opdat hij niet in opspraak kome en in een strik des duivels valle. Evenzo moeten de diakenen waardig zijn, niet met twee tongen sprekende, niet verzot op veel wijn, niet op winstbejag uit, maar het geheimenis des geloofs bewarend in een rein geweten. Laten ook dezen eerst op de proef gesteld worden, om daarna, als zij onberispelijk blijken, hun dienst te vervullen. Evenzo moeten [hun] vrouwen zijn: waardig, geen kwaadspreeksters, nuchter, betrouwbaar in alles. Diakenen moeten mannen van een vrouw zijn, hun kinderen en hun eigen huis goed bestieren. Want zij, die hun dienst goed hebben vervuld, verwerven zich een ereplaats en veel vrijmoedigheid om te spreken door het geloof in Christus Jezus.
2 Timotheus 2:24-26
en een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, geduldig, met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestraffende. Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, [losgekomen] uit de strik des duivels, die hen gevangen hield.
Titus 1:5-9
Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen, die onberispelijk zijn, een vrouw hebben, die gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten. Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods, niet aanmatigend, niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, niet op oneerlijke winst uit, maar gastvrij, met liefde voor wat goed is, bezadigd, rechtvaardig, vroom, ingetogen, zich houdende aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen.
Samenvatting
Dienaren Gods:
1. onbesproken
2. de man van één vrouw
3. nuchter
4. bezadigd
5. beschaafd
6. gastvrij
7. bekwaam om te onderwijzen
8. niet aan de wijn verslaafd
9. niet opvliegend
10. vriendelijk zijn jegens allen
11. niet strijdlustig
12. niet geldzuchtig
13. een goed bestierder van zijn eigen huis
14. met alle waardigheid zijn kinderen onder tucht houdend
15. niet een pas bekeerde
16. niet opgeblazen
17. gunstig bekend bij de buitenstaanden
18. niet in opspraak
19. waardig
20. niet met twee tongen sprekend
21. niet op winstbejag uit
22. het geheimenis des geloofs bewarend in een rein geweten
23. eerst op de proef gesteld worden, dan dienen
24. onberispelijk blijken
25. hun vrouwen: waardig
26. hun vrouwen: geen kwaadspreeksters
27. hun vrouwen: nuchter
28. hun vrouwen: betrouwbaar in alles
29. niet twisten
30. met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestraffen
31. gelovige kinderen hebben
32. hun kinderen: niet in opspraak zijn wegens losbandigheid
33. hun kinderen: van tucht willen weten
34. onberispelijk als een beheerder van het huis Gods
35. niet aanmatigend
36. niet driftig
37. niet op oneerlijke winst uit
38. liefde hebben voor wat goed is
39. rechtvaardig
40. vroom
41. ingetogen
42. zich houdend aan het betrouwbare woord naar de leer
43. in staat te vermanen op grond van de gezonde leer
44. in staat tegensprekers te weerleggen
· De dienaren moeten eerst op de proef gesteld worden, om daarna, als zij onberispelijk blijken, hun dienst te vervullen.
· Het is o.m. verder hun taak in alle steden oudsten aan te aanstellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten